Heb je een verslag van de Avatar? Kan hem op het forum niet vinden. Lijkt me interessant!
Met bovenstaande woorden vroeg Erik Borgers naar een verslag van het scheepje in mijn avatar.
Aangezien ik een stuk tekst heb uit een verhaal over mijn hobby is het een kleine moeite om aan zijn verzoek te voldoen. Helaas geen bouwverslag met foto's uit de beginperiode, maar meer de geschiedenis van een model. Misschien voor anderen ook leuk.
Her en der heb ik wel eens iets over het scheepje op het Forum geplaatst.
Hieronder een aaneengesloten verhaal met een kleine inleiding.
Van kind af aan heb ik belangstelling voor techniek. Voor mijn ouders was dat vroeger minder leuk, want ik was niet eerder gerust dan dat ik gekregen speelgoed van binnen had bekeken. Maar van “slopen” leer je ook veel. Van mijn 6e tot 17e jaar vertoefde ik als schipperskind veel in kosthuizen en dat hield de hoeveelheid speelgoed beperkt tot een paar Dinky Toy autootjes en een Meccano-doos. Op latere leeftijd kwam er een elektrische trein, maar die moest ik delen met mijn 5 jaar jongere broer. In de jaren 60 voeren we veel op Duitsland en daar was speelgoed aanmerkelijk goedkoper dan hier in Nederland. In die periode is de trein flink uitgebreid. Van de hospita in mijn laatste kosthuis mocht ik solderen op voorwaarde dat ik de gasmuntjes zelf betaalde. Meestal had ik wel een muntje op voorraad, want anders kon er, als ik 's avonds zat te knutselen en het gas opraakte, niet meer worden gekookt. Mijn hospita was niet van de grote voorraden.
Vaak was het om vijf voor zes: “Klaas, wil jij nog even naar de kruidenier voor een gasmunt en een pakje Tiktak thee?” Thee had ik niet op voorraad, dus moest ik toch even een sprintje maken.
Met vakantie aan boord werd er meestal ook wel iets gemaakt. Bootjes van een blok hout, of een houten propeller voor een windmolen. Ook werd er voorzichtig een begin gemaakt met bootjes waar een motor(tje) in zat. Eerst een bouwdoos voor een marineschip. Ik was toen een jaar of 14 en ervaring in het modelbouwen had ik nog niet. Een marineschip werd het dus niet. Het volgende project was een sleepboot van blik. Bij de blik-onttinnings-fabriek in Leeuwarden scharrelde ik, als we ernaast bij het Esso-depot lagen te lossen, wat mooie stroken blik bij elkaar. Op het oog werd dat in model geknipt voor de sleepboot. Ondanks dat het in knikspant model werd gebouwd mocht het resultaat er zijn. Motor met een 4,5 Volt batterij erin en varen maar! Maar zonder besturing moest het roer in een vaste stand worden gezet en voer de boot alleen rondjes. Radiografische besturing was er wel, maar dat was fors aan de maat en de prijs idem dito. Al doende probeer je je grenzen te verleggen en voor mijn 17e verjaardag vroeg ik een Graupner bouwdoos van een Esso tanker. Dacht dat die inclusief beslag en lijm ongeveer F. 55,- kostte. Was best wel een hoop geld. Mijn weekloon als matroos was toen Fl. 64,-.
De bouwdoos was besteld in Groningen bij Fa Berger aan de Folkingestraat en werd een week of zes te laat geleverd, net op het moment dat ik van school kwam en ging werken.
Vol goede moed werd aan het model begonnen, maar kwam al gauw tot de ontdekking dat ik varen en modelbouwen wel een aardige combinatie vond, maar dat er zo weinig vrije tijd was. Het model vorderde, maar niet echt snel. Ook was er aan boord weinig bergruimte en daardoor beschadigde er wel eens iets.
De grootste ramp (voor het scheepje) vond plaats toen ik door mijn bed zakte en boven op het model terecht kwam. De romp was sterk genoeg om de last te dragen, maar van de opbouw was niets meer heel. Toch kon ik er geen afstand van doen en sleepte de restanten jaren met me mee van het ene schip naar het andere. Ze verhuisden in 1972 mee toen we stopten met varen en aan de wal gingen wonen. En wat bleek? Werken in continudienst op een raffinaderij gaf wel een hoop vrije tijd. Daar kwam bij dat we in die tijd vaak een Italiaanse boot voor de wal kregen, waarvan de romp sprekend op dat van het modelscheepje leek. Vanaf een tegenover liggend steiger een schets gemaakt van de “Raffaele Cafiero”, want zo heette die boot, en zachtjesaan geprobeerd om de modelwerf weer op gang te krijgen. Uiteindelijk werd het een leuk scheepje en kon er in de sloot worden proefgevaren. Van een oude walky talky en een schakelrelais was de motor bedienbaar in twee standen vooruit, stop en achteruit. Voor bedienen van het roer was er nog geen oplossing, dus ook dit schip voer rondjes.
Gelukkig was er ook tijd om te lezen en in de bibliotheek vond ik een boekje, waarin werd beschreven hoe je zelf een 2-kanaals radiografische besturing kon bouwen. Spulletjes gekocht, waaronder een elektrisch soldeerboutje. Vaak zat ik na de middagdienst nog een uurtje op zolder te priegelen. Uiteindelijk werkte de besturing en werd het spannend of deze door de radio controledienst werd goedgekeurd. Dat ging zonder mankeren en ik kreeg een compliment voor het mooie aluminium kastje. Dat doorgegeven aan fa Cleton, die op de raffinaderij het isoleerwerk deed. Secundaire arbeidsvoorwaarden waren er toen nog wel.
Nog wel wat zitten puzzelen om de overbrenging van de servo naar het roer voor elkaar te krijgen. In het achterschip is eigenlijk te weinig ruimte voor uitslag van een roerhevel of kwadrant. Daartoe een hulpstukje gemaakt om de hevel op de roerkoning recht naar voren te kunnen zetten. Maar echt lekker stuurde het niet.
Over het geheel gezien was het een project van meer dan tien jaar, maar het eindresultaat mocht er zijn.
De motor komt uit een bandrecorder en de motorregelaar is eigen fabrikaat, gebouwd van een schema uit een boek over radiografische besturing. Sturen gebeurt met een Microprop servo uit een bouwpakket. Om het model wat verder “aan te kleden” is er navigatieverlichting op aangebracht. In die tijd ging dat allemaal met heel kleine lampjes. Tegenwoordig worden daar lichtgevende diodes voor gebruikt.
Om de elektronica wat beter onder de knie te krijgen werd ik lid van de Elektronica en Modelbouw Club Rozenburg. Om de jeugd te ondersteunen werden tegen kostprijs onderdelen verstrekt en hulp verleend bij het bouwen. Het was een gezellige club en er werd 's winters gebouwd en 's zomers regelmatig gevaren. Later kwam er meer belangstelling voor het vliegen en ging men m.b.t. modellen en besturingen tegen elkaar opbieden. Aangezien het me daar niet om begonnen was ben ik afgehaakt.
Hieronder een paar plaatjes van de bouwdoos en het uiteindelijke resultaat. Bij de “Esso Berlin” staat de brug midscheeps, maar bij “Raffaele” achterop. De schaal is 1:250.
En nog een plaatje van de echte Raffaele
Gr. Klaas
Met bovenstaande woorden vroeg Erik Borgers naar een verslag van het scheepje in mijn avatar.
Aangezien ik een stuk tekst heb uit een verhaal over mijn hobby is het een kleine moeite om aan zijn verzoek te voldoen. Helaas geen bouwverslag met foto's uit de beginperiode, maar meer de geschiedenis van een model. Misschien voor anderen ook leuk.
Her en der heb ik wel eens iets over het scheepje op het Forum geplaatst.
Hieronder een aaneengesloten verhaal met een kleine inleiding.
Van kind af aan heb ik belangstelling voor techniek. Voor mijn ouders was dat vroeger minder leuk, want ik was niet eerder gerust dan dat ik gekregen speelgoed van binnen had bekeken. Maar van “slopen” leer je ook veel. Van mijn 6e tot 17e jaar vertoefde ik als schipperskind veel in kosthuizen en dat hield de hoeveelheid speelgoed beperkt tot een paar Dinky Toy autootjes en een Meccano-doos. Op latere leeftijd kwam er een elektrische trein, maar die moest ik delen met mijn 5 jaar jongere broer. In de jaren 60 voeren we veel op Duitsland en daar was speelgoed aanmerkelijk goedkoper dan hier in Nederland. In die periode is de trein flink uitgebreid. Van de hospita in mijn laatste kosthuis mocht ik solderen op voorwaarde dat ik de gasmuntjes zelf betaalde. Meestal had ik wel een muntje op voorraad, want anders kon er, als ik 's avonds zat te knutselen en het gas opraakte, niet meer worden gekookt. Mijn hospita was niet van de grote voorraden.
Vaak was het om vijf voor zes: “Klaas, wil jij nog even naar de kruidenier voor een gasmunt en een pakje Tiktak thee?” Thee had ik niet op voorraad, dus moest ik toch even een sprintje maken.
Met vakantie aan boord werd er meestal ook wel iets gemaakt. Bootjes van een blok hout, of een houten propeller voor een windmolen. Ook werd er voorzichtig een begin gemaakt met bootjes waar een motor(tje) in zat. Eerst een bouwdoos voor een marineschip. Ik was toen een jaar of 14 en ervaring in het modelbouwen had ik nog niet. Een marineschip werd het dus niet. Het volgende project was een sleepboot van blik. Bij de blik-onttinnings-fabriek in Leeuwarden scharrelde ik, als we ernaast bij het Esso-depot lagen te lossen, wat mooie stroken blik bij elkaar. Op het oog werd dat in model geknipt voor de sleepboot. Ondanks dat het in knikspant model werd gebouwd mocht het resultaat er zijn. Motor met een 4,5 Volt batterij erin en varen maar! Maar zonder besturing moest het roer in een vaste stand worden gezet en voer de boot alleen rondjes. Radiografische besturing was er wel, maar dat was fors aan de maat en de prijs idem dito. Al doende probeer je je grenzen te verleggen en voor mijn 17e verjaardag vroeg ik een Graupner bouwdoos van een Esso tanker. Dacht dat die inclusief beslag en lijm ongeveer F. 55,- kostte. Was best wel een hoop geld. Mijn weekloon als matroos was toen Fl. 64,-.
De bouwdoos was besteld in Groningen bij Fa Berger aan de Folkingestraat en werd een week of zes te laat geleverd, net op het moment dat ik van school kwam en ging werken.
Vol goede moed werd aan het model begonnen, maar kwam al gauw tot de ontdekking dat ik varen en modelbouwen wel een aardige combinatie vond, maar dat er zo weinig vrije tijd was. Het model vorderde, maar niet echt snel. Ook was er aan boord weinig bergruimte en daardoor beschadigde er wel eens iets.
De grootste ramp (voor het scheepje) vond plaats toen ik door mijn bed zakte en boven op het model terecht kwam. De romp was sterk genoeg om de last te dragen, maar van de opbouw was niets meer heel. Toch kon ik er geen afstand van doen en sleepte de restanten jaren met me mee van het ene schip naar het andere. Ze verhuisden in 1972 mee toen we stopten met varen en aan de wal gingen wonen. En wat bleek? Werken in continudienst op een raffinaderij gaf wel een hoop vrije tijd. Daar kwam bij dat we in die tijd vaak een Italiaanse boot voor de wal kregen, waarvan de romp sprekend op dat van het modelscheepje leek. Vanaf een tegenover liggend steiger een schets gemaakt van de “Raffaele Cafiero”, want zo heette die boot, en zachtjesaan geprobeerd om de modelwerf weer op gang te krijgen. Uiteindelijk werd het een leuk scheepje en kon er in de sloot worden proefgevaren. Van een oude walky talky en een schakelrelais was de motor bedienbaar in twee standen vooruit, stop en achteruit. Voor bedienen van het roer was er nog geen oplossing, dus ook dit schip voer rondjes.
Gelukkig was er ook tijd om te lezen en in de bibliotheek vond ik een boekje, waarin werd beschreven hoe je zelf een 2-kanaals radiografische besturing kon bouwen. Spulletjes gekocht, waaronder een elektrisch soldeerboutje. Vaak zat ik na de middagdienst nog een uurtje op zolder te priegelen. Uiteindelijk werkte de besturing en werd het spannend of deze door de radio controledienst werd goedgekeurd. Dat ging zonder mankeren en ik kreeg een compliment voor het mooie aluminium kastje. Dat doorgegeven aan fa Cleton, die op de raffinaderij het isoleerwerk deed. Secundaire arbeidsvoorwaarden waren er toen nog wel.
Nog wel wat zitten puzzelen om de overbrenging van de servo naar het roer voor elkaar te krijgen. In het achterschip is eigenlijk te weinig ruimte voor uitslag van een roerhevel of kwadrant. Daartoe een hulpstukje gemaakt om de hevel op de roerkoning recht naar voren te kunnen zetten. Maar echt lekker stuurde het niet.
Over het geheel gezien was het een project van meer dan tien jaar, maar het eindresultaat mocht er zijn.
De motor komt uit een bandrecorder en de motorregelaar is eigen fabrikaat, gebouwd van een schema uit een boek over radiografische besturing. Sturen gebeurt met een Microprop servo uit een bouwpakket. Om het model wat verder “aan te kleden” is er navigatieverlichting op aangebracht. In die tijd ging dat allemaal met heel kleine lampjes. Tegenwoordig worden daar lichtgevende diodes voor gebruikt.
Om de elektronica wat beter onder de knie te krijgen werd ik lid van de Elektronica en Modelbouw Club Rozenburg. Om de jeugd te ondersteunen werden tegen kostprijs onderdelen verstrekt en hulp verleend bij het bouwen. Het was een gezellige club en er werd 's winters gebouwd en 's zomers regelmatig gevaren. Later kwam er meer belangstelling voor het vliegen en ging men m.b.t. modellen en besturingen tegen elkaar opbieden. Aangezien het me daar niet om begonnen was ben ik afgehaakt.
Hieronder een paar plaatjes van de bouwdoos en het uiteindelijke resultaat. Bij de “Esso Berlin” staat de brug midscheeps, maar bij “Raffaele” achterop. De schaal is 1:250.
En nog een plaatje van de echte Raffaele
Gr. Klaas
Laatst bewerkt: